Janneke Jonkman
Op deze pagina vind je schrijftips en ervaringen van schrijfcoach en docent Janneke Jonkman.
Je loopt al jaren rond met het idee dat je een boek wilt schrijven, liefst een boek dat ook wordt uitgegeven. Lees dan eerst even dit: de 10 meest gemaakte fouten van beginnend schrijvers die ik als schrijfcoach tegenkom:
Veel beginnend schrijvers willen niet één boek schrijven, ze willen drie boeken schrijven. Maar dan wel alle drie tegelijk. Een verhaal dat te veel ideeën tegelijk bevat, gaat zwabberen. Wat is de kern van je verhaal? Daar ga ik met beginnend schrijvers altijd het eerst aan werken.
Wat wil je personage en waarom lukt dat niet? Welke gebeurtenis brengt het verhaal in beweging? Welk conflict wordt er uitgevochten en met welke uitkomst? En op welke plek gebeurt dit alles? Als je dit allemaal niet helder hebt, heb je misschien wel een thema, maar nog geen verhaal. Schrijf je non-fictie, bedenk dan goed wat de urgentie is van je verhaal en welke boodschap of welk gevoel je wilt overbrengen op de lezer.
Het kan werken: zomaar ergens beginnen met schrijven en dan wel zien waarheen het verhaal je leidt. Maar ga je op zoek naar een uitgever, dan is het belangrijk dat je een sterke synopsis meestuurt met je manuscript. Het schrijven van je synopsis kan bovendien houvast geven bij het ontwikkelen van een plot – daarom raad ik aan in een vroeg stadium te beginnen met je synopsis.
Als je niet weet wat een woord precies betekent of hoe je het gebruikt in een zinsnede, gebruik het dan niet. Liever een eenvoudig woord dat precies raak is, dan een mooi, duur woord op een verkeerde plek.
Natuurlijk kun je je familiegeschiedenis op papier zetten, of die ene gebeurtenis die jouw leven heeft bepaald, graag zelfs - autofictie is als genre momenteel erg in trek. Maar zorg er dan wél voor dat je persoonlijke details die niet relevant zijn voor het verhaal achterwege laat. Tenzij je het verhaal alleen voor jezelf schrijft natuurlijk. Maar wil je je boek graag uitgeven, dan moet het herkenbaar zijn voor lezers die jou niet persoonlijk kennen.
Een pakkend verhaal schrijf je in de tegenwoordige tijd óf in de verleden tijd. Of je beschrijft het heden in de tegenwoordige tijd, en de flashbacks in de verleden tijd. Maar je kunt niet midden in een scène ineens van tijd veranderen, zoals veel beginnend schrijvers doen.
Helemaal als ze allemaal een eigen perspectief krijgen. Het is al moeilijk genoeg om één perspectief geloofwaardig uit te werken, laat staan meerdere. Vaak kunnen personages worden samengevoegd of is er een accentverschuiving nodig. Is er bijvoorbeeld een bijfiguur dat een sterk innerlijk conflict heeft en een hoofdpersoon die vanaf de zijlijn toekijkt? Maak dan van de bijfiguur je hoofdpersoon.
Een verhaal zonder plot is als een puzzel waarvan de helft van de stukjes kwijt is. Het is lastig om er een geheel van te maken en de lezer zal het boek al snel wegleggen omdat-ie te weinig drang voelt om door te blijven lezen. Tip: volg onze workshop rondom plot.
Je denkt bijvoorbeeld dat je een literair familiedrama wil schrijven in 61 delen dat zich afspeelt in de 17e eeuw, terwijl je als schrijver veel beter uit de verf komt bij het schrijven van een lichtvoetig young adult-boek. Het schrijven wordt dan een beproeving. Vraag je daarom eerst af: welke schrijfstijl past bij mij? En welk verhaal wil ik écht vertellen?
Heb je eenmaal het verhaal gevonden dat bij je past, dan is schrijven heerlijk, maar het blijft ook hard werken. Geen enkel goed boek kwam in één keer als vanzelf op papier. Doorzettingsvermogen is belangrijk als je een boek wilt schrijven. En goede begeleiding. Omdat uitgevers meestal geen tijd hebben om jouw boek te begeleiden, is het fijn als je een schrijfcoach hebt die gelooft in jouw verhaal en er intensief met jou samen aan werkt. Als je durft te investeren in je schrijven, heb je de meeste kans op succes. Vorig jaar debuteerden twee van mijn cursisten succesvol omdat ze geloofden in wat ze te vertellen hadden én goede begeleiding kregen. Dat kun jij ook!
Volg je (op dit moment) geen schrijfcursus, maar heb je wel schrijfambities? Het belangrijkste is dan dat je actief bezig bent met schrijven. 7 tips om geïnspireerd te blijven.
Om succesvol te kunnen schrijven heb je ruimte nodig, letterlijk en figuurlijk. Denk aan Virginia Woolf’s ‘A room of one’s own’. Maak minimaal eenmaal in de week tijd om te schrijven, en zorg dat je een eigen schrijfplek hebt in huis. Is voor dat laatste in jouw huis geen ruimte, verzamel dan een paar krachtige symbolen waarvan je inspiratie krijgt. Bijvoorbeeld: een mooie steen, een souvenir, een vulpen, een fijn notitieboek, een foto of illustratie. Elke keer als je gaat schrijven let je eerst je schrijversattributen op je schrijfplek, zodat je in de juiste stemming komt om te schrijven. Schrijf het liefst elke dag, al is het maar een paar regels in je notitieboek of desnoods in je telefoon.
Ontdek rond welke tijd je het makkelijkst in de flow belandt. Sommige schrijvers staan vroeg op en schrijven elke dag van zes tot negen uur 's morgens. Anderen werken juist liever 's avonds of 's nachts. Als je een vast schrijfritme hebt, is het makkelijker om jezelf ertoe te zetten om te gaan schrijven. Een vast aantal woorden instellen dat je per dag of week moet schrijven, kan ook helpen. Als ik aan een roman werk, schrijf ik meestal drie dagen per week en circa duizend woorden op een dag. Schrijven moet mijn eerste activiteit zijn van de dag, anders is mijn hoofd te vol met andere dingen.
In de tijd die je jaarlijks in social media en tv steekt, kun je gemiddeld 200 boeken lezen! Dat betekent dat je er minstens drie zou kunnen schrijven. Begin eens met je hoofd leeg te maken door je één week te onthouden van alle soorten beeldschermen (tenzij werkgerelateerd en strikt noodzakelijk). Je zult zien dat er ruimte in je hoofd ontstaat voor nieuwe ideeën. En zin om te schrijven.
Vorm een clubje met andere schrijvers, bijvoorbeeld degenen die je in een van de schrijfworkshops hebt ontmoet met wie je een creatieve klik had. Maak bijvoorbeeld twee keer per maand een afspraak om samen ergens op locatie te gaan schrijven en kies om de beurt de locatie uit - een nieuwe omgeving werkt altijd inspirerend. Geef elkaar schrijfopdrachten en lees mee met elkaars werk. Zorg voor een veilige sfeer: spreek van tevoren af dat alles wat binnen de schrijfclub wordt besproken privé is en dus niet wordt gedeeld met anderen. En geef zorgvuldige, opbouwende kritiek aan elkaar, zoals je die zelf ook het liefst zou krijgen.
Lees bijvoorbeeld Bird by Bird van Anne Lamott of Schrijven vanuit je hart van Natalie Goldberg. Ik raad ook aan om een abonnement te nemen op Schrijven Magazine. Lezen over schrijven creëert zin om te schrijven, en in Schrijven Magazine vind je goede interviews, columns en schrijftips. Ook literaire tijdschriften zijn de moeite van het lezen waard, omdat daar vaak nieuw talent in wordt gepubliceerd.
Doe regelmatig mee aan schrijfwedstrijden om jezelf te blijven motiveren en uitdagen. Hier vind je een goed overzicht.
Werk je aan een manuscript, laat het dan op het juiste moment lezen aan personen die jij vertrouwt. Het juiste moment is doorgaans: niet te vroeg en ook niet te laat. Te vroeg kan ervoor zorgen dat je onzeker wordt over je werk: het is werk in wording en dus kan het zijn dat je verhaal zich nog aan het ontwikkelen is en het nog niet rijp is voor feedback. Te laat kan betekenen dat je bij nader inzien misschien je verhaal liever vanuit een ander perspectief had geschreven, of in een andere tijd. Als richtlijn zou ik zeggen: laat het lezen als je tussen de 10.000 en 20.000 woorden op papier hebt. Op dat model is ook de manuscriptbegeleiding gebaseerd.
Jannekes vader riep het al jaren: jij moet voor de klas gaan staan. Maar zij wilde het op háár manier doen.
Ik kom uit een leraarsgezin – dat wil zeggen: mijn vader is leraar, en wat enthousiasme betreft telt hij voor twee. Toch had ik toen ik Nederlands ging studeren aan de UvA, nog geen idee wat ik ‘later wilde worden’. Leraar, moedigde mijn vader mij vanzelfsprekend aan, al jarenlang een fervent prediker van zijn eigen vak, docent klassieke talen – met enig succes, want mijn oudste zus was klassieke talen gaan studeren en belandde een jaar of wat later inderdaad voor de klas. Maar ik haalde mijn toen negentienjarige neusje nuffig op voor het leraarschap, dat was echt níets voor mij. Wat het dan wel zou worden, dat zou vanzelf wel duidelijk worden tijdens die studie, zo redeneerde ik.
En zo begon ik vol goede moed aan mijn studie Nederlands en mijn nieuwe leven in de grote stad. Dat was wel even wennen. Zo staat me nog helder voor de geest hoe ik voor het eerst werd uitgescholden op de fiets, en werd nageroepen op straat (‘Hé, met jou wil ik een keertje neuken’), en ook herinner ik me die eerste keer dat ik met mijn wiel in de tramrails bleef hangen en glorieus ten val kwam. Via via was ik in een ietwat uitgewoond studentenhuis beland in een prachtig pand aan het Valeriusplein, waar met mij nog zestien andere studenten woonden die ik allen met enig wantrouwen tegemoet trad. Zo was er de roodharige die wc-rollen spaarde en alleen maar biologische huisboodschappen deed, het meisje dat ’s nachts naar de koelkast sloop om onze bedorven etenswaren op te eten, de jongen die de hele nacht snoeiharde house draaide en altijd ‘rot op!’ zei als je vroeg of de muziek wat zachter mocht, en de huisgenote die zich door hem liet bezwangeren – in mijn ogen zat er bij allemaal een steekje los. Dus zat ik die eerste weken allenig in mijn kamertje, dwaalde ik door de bibliotheek van de letterenfaculteit, of stond ik in de Copyshop urenlang artikelen te kopiëren en giftige dampen op te snuiven.
Nee, echt leuk werd het pas toen mijn toenmalige mentor en medestudent Vincent Schmitz me vroeg of ik niet eens iets wilde insturen voor het literaire tijdschrift Nymph – ik had immers verteld dat ik schreef? Ik had inderdaad een jaar eerder de Kunstbende gewonnen met een verhaal, en dat wilde ik best opsturen. Zo geschiedde, het verhaal werd geplaatst, en meteen daarna werd ik gevraagd toe te treden tot de redactie – inzendingen waren in die tijd een unicum en daarom werd ik met open armen ontvangen. Vanaf dat moment mocht ik meevergaderen, inzendingen beoordelen (mits die er waren), de rest van het blad vol schrijven en bekvechten met mederedactieleden. Het duurde niet lang of we waren een hecht team dat lange avonden in de kroeg al rode wijn drinkend over literatuur discussieerde en diezelfde gesprekken in het tijdschrift publiceerde onder de naam ‘Spraakwater’. We besloten dat het enigszins stoffige blaadje wel een make-over kon gebruiken en we gaven ons eerste nummer met kleurenkaft en hippe illustraties uit, waarvoor we in de P.C. Hooft-kantine maar liefst vierenhalve gulden vroegen in plaats van de gebruikelijke twee gulden vijftig. Vanaf dat moment raakte Nymph in een stroomversnelling: we werden ingelijfd door een heuse uitgeverij, belandden op de voorpagina van het Parool, en uitgevers begonnen het blad in de gaten te houden. Mederedacteur Niels Carels had, dankzij een interview in de Folia-rubriek ‘Avant La Lettre’, waarin schrijvende studenten aan de tand werden gevoeld, als eerste een contract op zak, niet veel later kreeg ik na eenzelfde interview ook een telefoontje van een uitgever.
Of ik misschien een boek wilde schrijven? En zo had ik, ruim voor het afronden van mijn studie, ineens een passend beroep gevonden. ‘Weet je zeker dat je niet toch liever voor de klas staat?’ vroeg mijn vader na het lezen van mijn debuutroman Soms mis je me nooit. ‘Kies toch voor het onderwijs,’ zei hij, na het verschijnen van mijn tweede en derde roman. Mijn jongste zus was trouwens een even dubieus pad ingeslagen: na het afronden van de Filmacademie en Culturele Studies aan de UvA had ze haar debuut gemaakt als regisseur, en ook haar probeerde hij nog regelmatig op andere gedachten te brengen.
Inmiddels publiceerde ik vier romans en schreef ik samen met mijn filmzus een scenario voor een One Night Stand film - naast nog vele artikelen, blogs en scenario’s in wording. Op dit moment werk ik aan mijn eerste non-fictie boek. Voorlopig heb ik dus nog geen carrièreswitch voor ogen. Maar tóch. Als schrijver gaf ik zo nu en dan al schrijfles op middelbare scholen, en in 2009 werd ik officieel docent creatief schrijven. Eerst bij een ander instituut, en algauw richtte ik mijn eigen schrijversopleiding op: de schrijftuin. En zo belandde ik, via een omweg, toch nog op de plek die ik blijkbaar niet kon ontlopen: voor de klas. Al na een les of twee was het alsof ik nooit anders had gedaan, zo leuk vond ik het. Ook mijn jongste zus ging overstag: naast het regisseren werd ze docent aan de Filmacademie.
Kwam alles toch nog goed met het leraarsgezin.
Wist je dat yoga je creativiteit kan vergroten? Vanuit de verstilling die ontstaat, kom je makkelijker in de flow en dat kan bijvoorbeeld prachtige teksten opleveren.
Ik weet nog goed hoe ik me voelde na een van mijn eerste yogalessen: het was net alsof er meer ruimte in mijn hoofd was ontstaan en ik kon ineens beter ruiken en proeven! Ik heb zelden zo’n lekker koekje gegeten als na die bewuste yogales. Jammer genoeg vervloog het gevoel weer na een tijdje, maar het was genoeg reden om vanaf dat moment elke week naar yoga te blijven gaan – nu al bijna twintig jaar.
Als je ook al een tijdje aan yoga doet, ken je vast dat ontspannen gevoel dat je na de les kunt hebben. Je hoofd voelt minder ‘vol’, je zintuigen staan op scherp, misschien heb je zelfs nieuwe inzichten of ideeën. Eenmaal op de fiets naar huis, verdwijnt dat gevoel vaak alweer naar de achtergrond.
Eigenlijk jammer, want vanuit de verstilling die yoga kan opleveren, kunnen de mooiste dingen ontstaan, als je erin zou slagen het gevoel nog wat langer vast te houden. Wetenschapsjournalist William Broad deed onderzoek van het effect van yoga op het brein en ontdekte dat als je de ademhaling bewust vertraagt, het kooldioxideniveau in je bloed stijgt en de bloedtoevoer naar het brein toeneemt. Daarmee krijgt het brein meer zuurstof en ontstaat een ‘verhevigd bewustzijn’, een serene alertheid. En die toestand is bij uitstek geschikt om je creatief te uiten. Je ‘innerlijke criticus’ is niet meer zo sterk aanwezig, terwijl je ‘innerlijke kunstenaar’ juist alle ruimte heeft om zijn of haar zegje te doen.
Daarom geeft schrijfster en zenboeddhist Natalie Goldberg al jarenlang trainingen waarin ze (loop)meditatie combineert met schrijfoefeningen. Ik pas de inzichten die ik opdeed door yoga zelf ook toe in mijn beroep als schrijfster: als ik vastloop, of even niet meer weet hoe ik verder moet, blijf ik niet krampachtig achter mijn computer zitten, maar ga een korte wandeling maken of maak tijd voor een minimeditatie of zelfs een dutje. Is mijn brein voldoende ververst, dan pak ik het schrijven weer op. Schrijven lukt immers het best vanuit ‘de flow’: een serene toestand waarin het schrijven bijna als vanzelf gaat, en je vaak vrijwel non-stop schrijft zonder na te denken. Pas later lees je terug wat je geschreven hebt en ga je de tekst zo nodig herschrijven of bewerken. Soms is het net alsof iemand anders het even van je heeft overgenomen tijdens het schrijven en ben je zelf verrast door wat er op papier is beland.
Wil je in die flow belanden (of het nu is om te schrijven of voor een andere creatieve bezigheid), dan is het belangrijk dat je je innerlijke criticus – dat vervelende stemmetje dat zegt dat je niet goed genoeg bent of dat je het toch niet kunt – tijdelijk een toontje lager laat zingen. Die criticus heb je wél nodig in het schrijfproces, maar pas later, als je gaat redigeren. Yoga kan je daarbij helpen: je komt makkelijker in contact met je innerlijke kunstenaar, je meest ware zelf. Wil je goed leren schrijven of de drempel voor jezelf verlagen om überhaupt te gaan schrijven, probeer dan eerst eens een aantal yogaoefeningen te doen, of kort te mediteren. Grote kans dat je vervolgens de moed vindt, en daarmee vanzelf de juiste woorden voor wat je wilt zeggen.
Schrijfdocent en schrijver Janneke Jonkman gebruikt in haar lessen voorbeelden uit literair werk. Vaak zijn dat boeken die op haar grote indruk hebben gemaakt. Dit zijn Jannekes persoonlijke favorieten.
Ik heb altijd een voorliefde gehad voor young adult romans, omdat ik houd van de open, naïeve manier waarop jonge mensen naar de wereld kijken. Niet voor niets schreef ik er zelf ook een (Soms mis je me nooit) en studeerde ik af op het onderwerp adolescentenliteratuur. The Catcher in the Rye, waarin een zestienjarige jongen een paar dagen door New York zwerft, is natuurlijk een hoogtepunt. Behoeft dat nog uitleg? Uitspraken als ‘Don’t ever tell anybody anything. If you do, you start missing everybody’ mogen van mij tot wandspreuk verheven worden.
Eerste roman voor volwassenen die op mij als meisje grote indruk heeft gemaakt. Mendels beschrijft in deze tijdloze klassieker uit 1950 pijnlijk precies de verschrikking van een huwelijk tussen een egocentrische man die steeds fanatieker wordt in zijn geloof en een jonge vrouw die pas gaat inzien wat vrijheid voor haar betekent als ze het nauwelijks meer bezit. Ik bewonder Mendels om haar associatieve manier van schrijven en om haar gave om, ondanks zware thema’s, toch een zekere lichtheid in haar toon te behouden. Dit boek komt zelfs weg met een toch behoorlijk ‘happy end’.
Ook al zo’n boek dat mij in de ban wist te houden, niet lang nadat ik de jeugdliteratuur vaarwel had gezegd. Omdat de hoofdpersoon jong is (twaalf jaar), kon ik me goed verplaatsen in deze jongen, gebaseerd op Rudi van Dantzig zelf, die tijdens de hongerwinter naar Friesland wordt geëvacueerd en daar tijdens de bevrijding een Amerikaanse soldaat ontmoet, die het met hem aanlegt. Ik herlas het kort voordat Rudi van Dantzig het eerste exemplaar van mijn roman Vederlicht in ontvangst zou nemen. Ik was wederom zeer geraakt door het verhaal, waarin de kwetsbaarheid, de angsten en verlangens van een gevoelig kind zo mooi zijn geschetst – overigens merkte ik dat de meeste seksuele passages toentertijd aan me voorbij zijn gegaan. Ook was ik getroffen door de thematische overeenkomsten met mijn eigen boek, waarin diezelfde kwetsbaarheid van kinderen (en machtsmisbruik van volwassenen) naar voren komt. Rudi van Dantzig herkende dan ook veel in mijn boek, zoals hij in een emotionele toespraak vertelde. Sindsdien heeft zijn Voor een verloren soldaat nog meer betekenis voor me gekregen.
Het moet de matige titel zijn dat dit briljante boek over de bewoners van een appartementencomplex in New York in Nederland nooit een hit is geworden. Schickler gebruikt het hedendaagse Manhattan als toneel voor een reeks sprookjesachtige verhalen die naarmate het boek vordert op magische wijze met elkaar verweven raken. Zijn extreem realistische personages staan lijnrecht tegenover de volkomen onwaarschijnlijke plotwendingen, die op de een of andere vreemde manier toch geloofwaardig overkomen. Realisme met een vleugje magie (volgens mij toch weer iets anders dan magisch realisme), dat zien we wat mij betreft veel te weinig in de literatuur.
Dit boek kreeg ik ooit cadeau van een schrijversvriend die me bezwoer dat dit het beste boek was dat hij sinds lange tijd had gelezen. Ik begon er enigszins aarzelend aan, omdat het boek op de achterflaptekst werd omschreven als naargeestig en gruwelijk, en ik zelf meer opheb met boeken waarin een zekere hoop doorsluimert. Die hoop is in dit boek ver te zoeken, en toch wist het verhaal, waarin een vader en zoon door een desolaat landschap reizen in een vrijwel vergane wereld, omringd door as, afgebrande bossen en ontzielde lichamen, me in te pakken en mee te slepen. Juist dat dit boek totale uitzichtloosheid ademt, maakt het zo sterk: als je het uit hebt, zie je ineens hoe hoopvol de wereld eigenlijk is waarin we leven.
Volg de schrijftuin op Facebook. Op Jannekes blog over (tweeling)ouderschap lees je haar tips en ervaringen rondom moederschap en bewust leven. Daarnaast kun je haar volgen op haar Instagram @mylittledutchdiary, en de gelijknamige Facebook-pagina.
Op deze pagina vind je schrijftips en ervaringen van schrijfcoach en docent Janneke Jonkman.